Bij veel AD(H)D’ers is de denkbeeldige emmer dagelijks al flink vol. Eén druppel erbij kan dan al tot een overstroming leiden.
Het kan jou of degene in je omgeving soms overvallen. Het is gewoon allemaal even teveel. De lijst met dingen die je moet doen en nauwelijks tot niet voor elkaar krijgt. Het gevoel tijd tekort te komen. Alle prikkels die je binnen krijgt. Prikkels van buitenaf, maar ook interne prikkels in de vorm van vele gedachten en associaties in je hoofd. De emmer stroomt over, je bent ‘officieel’ overprikkeld. Je ervaart paniek, gewoon paniek. Help….
Een ‘overstroming’ kan leiden tot boosheid, geprikkeldheid, vluchtgedrag, apathie of juist controlegedrag.
De reactie op overprikkeld zijn zal voor iedereen anders zijn. Maar het gegeven dat het teveel is en erop gereageerd wordt, is voor iedereen gelijk. De tekenen voorafgaand aan de reactie, zijn vaak genegeerd. Vaak snapt men zelf niet eens hoe het eigenlijk zover kan komen. Terwijl de één bij een overstroming apathisch wordt en niets meer doet, schiet een ander juist in de controle en probeert krampachtig de boel alsnog voor elkaar te krijgen.
Ook voor de omgeving is het soms moeilijk te begrijpen.
Een simpele opmerking, een redelijk verzoek of gewoon de aardappels die aanbranden, kan tot een reactie leiden die niet in verhouding staat tot hetgeen er gebeurt. Vaak reageert de omgeving dan op het gedrag van dát moment, het ongepaste gedrag. Terwijl het gedrag voortkomt als een reactie op de vele situaties bij elkaar die tot een overprikkeling hebben geleid.
Als je een beetje begrijpt hoe het brein werkt, begrijp je ook beter waardoor je overspoelt kan raken.
In het voorste deel van onze hersenen ligt de prefrontale cortex. Als deze goed werkt, bestaat hij uit vele samenwerkende hersencellen die sterk verbonden zijn met elkaar. Mensen met AD(H)D hebben verstoringen in de prefrontale cortex. Deze is gemiddeld wat kleiner dan bij mensen zonder AD(H)D en er is wat minder activiteit. Als gevolg hiervan hebben ze problemen met het werkgeheugen, wat in de prefontale cortex ligt.
Het werkgeheugen is heel belangrijk voor het functioneren van alledag. Een minder goed functionerend werkgeheugen is voor veel mensen met AD(H)D één van de oorzaken dat ze vaak stress ervaren.
In het werkgeheugen wordt informatie bewust verwerkt. Dat wil zeggen dat je bewust aandacht eraan besteedt en je erop concentreert. Je gaat aan de slag met de informatie, je herformuleert het, haalt informatie uit je langetermijn geheugen erbij, zodat je de informatie kunt bewerken en reorganiseren. Het is de plek waar je de relatie tussen oorzaak en gevolg legt, waardoor je kunt leren van eerdere ervaringen en je gedrag dus kunt aanpassen. Daarnaast negeer je dus doelbewust informatie die niet of minder relevant is. Je maakt dus een onderscheid tussen hoofd-en bijzaken. Die zijn belangrijk bij het plannen en organiseren, stellen van doelen en prioriteiten en het overzien van gebeurtenissen. Het is ook de plek waar de emoties gereguleerd worden.
Vergelijk je werkgeheugen eens met een bureau.
Lekker opgeruimd werkt het fijn, maar wanneer het een rommeltje is, raak je in de war. Als je dossiers door elkaar liggen, is het lastig werken. Als iemand er dan nog even een dossier bij legt en vraagt of je daar ook nog even naar wil kijken, kan dat dus nét teveel zijn.
Je aandacht kan je vergelijken met een zaklamp.
Met een goed werkend brein, schijnt je zaklamp op dié dossiers op je bureau die belangrijk zijn. Maar als je zaklamp niet goed werkt, een veel te brede straal heeft en dus op álle dossiers schijnt, zul je alles dus ook even belangrijk vinden. Je bent dan niet in staat om belangrijke en minder belangrijke informatie te filteren. Als je weinig dingen te doen hebt en er dus niet zoveel “dossiers op je burau liggen”, zul je er minder last van hebben. Maar als je in een periode wél veel te doen hebt, wordt er veel meer van je plannings-en aandachtsvaardigheden gevraagd. Als je dus een leven hebt waarin je veel verschillende dingen met elkaar moet combineren, of een periode hebt waarin het allemaal behoorlijk veel is, zul je eerder overstromen. Met andere woorden, je loopt het risico overprikkeld te raken!
Rekening houden met je grenzen is zó belangrijk.
Meestal is allang voordat iemand overspoelt wordt, ergens een alarmbelletje gaan rinkelen. Moeheid, geïrriteerdheid, druk gedrag, paniekerigheid….signalen dat de emmer aan het overstromen is.
Snappen hoe dit voor jou, je kind of je partner werkt, is de sleutel om er beter mee om te gaan.
Wat ga je doen als je overprikkeld bent? Hol je eerst nog even door, totdat “de man met de hamer” langskomt? Heb je eerst nog even ruzie gemaakt met mensen om je heen? Waardoor je nog meer overprikkeld raakt en van alles wil of moet ondernemen om dat weer recht zetten?
Houd rekening met het feit dat je met overprikkeling te maken hebt. Wat anderen wel of niet kunnen, is geen leidraad.
Durven kiezen voor je eigen patronen. Uitzoeken dus wat werkt en dat gaan toepassen. Kijken of je het kan herkennen, het kan zien aankomen, waardoor je voordat het echt misgaat, al wat maatregelen kunt nemen. Is het op bepaalde momenten van de dag, bij bepaalde personen of in bepaalde situaties? Kan je hier aanpassingen in doen, waardoor er verbetering optreedt? En niet teleurgesteld zijn als er toch sprake is van overprikkeling. Teleurstelling en boosheid leiden vaak alleen maar tot nog meer stress en dragen niets bij aan de oplossing. Een beetje aardig zijn voor jezelf of degene die het treft. Stap voor stap…..